Wie geld verdient met strafbare handelingen moet dat opgeven bij zijn jaarlijkse belastingaangifte.

Dat de handel in cocaïne strafbaar is, weet iedereen. Wat niet iedereen weet, is dat de winst uit drugshandel belastbaar is. De Belastingdienst ziet de winst die dealers maken als ‘Resultaat uit overige werkzaamheden’, zo bleek uit een recent vonnis tegen een drugsdealer. Deze winst is, net als loon en winst uit onderneming, belast in box 1.

De cokedealer was al door de strafrechter veroordeeld tot 21 maanden gevangenisstraf wegens de handel in verboden verdovende middelen. Maar ook de Belastingdienst wil haar deel.

De veroordeelde dealer had bij zijn belastingaangifte een belastbaar inkomen uit werk en woning opgegeven van 722 euro. De Belastingdienst corrigeerde dat door daar een inkomen uit drugshandel aan toe te voegen van 271.465 euro.

Dat bedrag was gebaseerd op ruim tweeduizend getraceerde telefoontjes, op basis waarvan werd geschat dat de dealer gedurende bijna een jaar dagelijks 16,3 gram verkocht à 50 euro per gram. Weliswaar had de dealer zelf ook kosten moeten maken, zoals telefoonkosten en inkoopkosten, zodat zijn nettowinst lager uitviel.

Kosten van een misdrijf niet aftrekbaar

De Belastingdienst gaat er vanuit dat een cokedealer onder de streep 30 procent van zijn omzet overhoudt. Echter, kosten die zijn gemaakt om inkomsten uit een misdrijf te verwerven, zijn volgens artikel 3.14 van de wet op de Inkomstenbelasting niet aftrekbaar, zodat over de hele geschatte omzet inkomstenbelasting plus zvw-premie wordt geheven.

Naast een forse naheffing kreeg de dealer ook een vergrijpboete van 30 procent, omdat hij opzettelijk onjuist aangifte had gedaan. Hij ging tegen de hoogte van deze boete in hoger beroep en hier had de dealer volgens het hof een punt. Dát er een boete werd opgelegd, is volgens het hof terecht. Maar vraag is of de hoogte van de boete moet afhangen van de omzet - 271.465 euro - of van de winst. Dus na aftrek van de voor de inkomstenbelasting niet-aftrekbare kosten.

Het hof vindt dat de hoogte van de boete moet afhangen van de door de dealer gemaakte winst, niet van de omzet. De Belastingdienst kan namelijk niet aantonen dat de dealer besefte dat hij over de hele omzet inkomstenbelasting moet betalen in plaats van over alleen de veel lagere winst.

Met andere woorden, de fiscus kon er niet vanuit gaan dat de dealer op de hoogte was van bovengenoemde artikel 3.14 (niet-aftrekbaarheid van criminele kosten). Zodat de boete werd verlaagd tot 12 procent van de naheffing.

Paul van der Kwast is financieel planner en lid van de Vereniging Onafhankelijke Financieel Planners. Voor Z24 volgt hij de fiscale ontwikkelingen op de voet. Ook schrijft hij tweewekelijks een column overpersonal finance.

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl